Meer sociaal kapitaal = meer gezondheid?

Veerle Vyncke doctoreert over sociale netwerken en gezondheid. De term ‘sociaal kapitaal’ lijkt wat ‘bon ton’ te worden. Toch is er weinig geweten over het belang van sociaal kapitaal voor verschillende groepen in de maatschappij.

Onlangs promoveerde onderzoekster Veerle Vyncke (Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent) met een proefschrift op basis van uitgebreid veldwerk in Gent.

 

De onderzoekster toonde aan dat er een verband bestaat tussen sociaal kapitaal en gezondheid. Alleen is het een verband vol nuances: “Een verhaal van vele tinten grijs”, betoogt Vyncke.

 

Wat is dat ‘sociaal kapitaal’ precies?

Sociaal kapitaal is een koepelterm waaronder allerlei sociale aspecten vallen die mensen toegang tot anderen doen krijgen. Het idee is eenvoudig: door verbondenheid met anderen komen allerlei hulpbronnen binnen handbereik. Voor ons onderzoek hebben we het begrip afgebakend en beperkt tot ‘real life’ sociale netwerken die mensen hebben. We hebben dus niet expliciet rekening gehouden met online netwerken.”

 

Hoe ging u in uw onderzoek tewerk?

Tussen 2011 en 2013 hebben we in 142 Gentse buurten zowat 2.730 mensen geïnterviewd. Daarmee wilden we een representatieve steekproef van de Gentse bevolking bereiken. In gesprekken van ongeveer een uur hebben we de deelnemers gevraagd naar twintig verschillende dimensies in hun sociaal kapitaal. We stonden onder andere stil bij hulpbronnen in hun netwerk, bij de mate waarin mensen door vrienden worden gestimuleerd om gezond te leven, het aantal sociale contacten per dag, de socio-economische samenstelling van iemands netwerk, enzovoort.

 

Wat hebt u met die gegevens gedaan?

We onderzochten de relatie tussen sociaal kapitaal en gezondheidsuitkomst. We keken naar mentale gezondheid, zelfgerapporteerde gezondheid en roken. Het uitgangspunt daarbij was dat die relatie niet voor iedereen gelijk is. We kunnen ons voorstellen dat de relatie twee verschillende richtingen kan uitgaan. Enerzijds zou sociaal kapitaal als buffer kunnen werken, wanneer het een tekort aan andere vormen van kapitaal (bijvoorbeeld financieel kapitaal bij kansarmen) opvangt. Maar anderzijds zou het evenzeer kunnen dat allerlei vormen van sociaal kapitaal vooraf bestaande gezondheidsongelijkheden versterken. Zo kan men zich voorstellen dat mensen in een sterkere sociaal-economische positie meer artsen in hun netwerk hebben en daardoor een groter voordeel halen uit hun netwerk.

 

Dat waren de vragen. Wat zeggen de resultaten van het onderzoek?

Algemeen kan je zeggen dat meer sociaal kapitaal doorgaans bijdraagt tot meer gezondheid. Voor de uitkomsten ‘zelfgerapporteerde gezondheid’ en ‘roken’ hebben we nagegaan of het verband beïnvloed werd door de sociale klasse waaruit onze deelnemers afkomstig waren. Dat bleek voor een aantal aspecten van sociaal kapitaal zo te zijn. De relatie tussen sociaal kapitaal en betere gezondheid blijft bestaan voor de midden- en hoogopgeleiden en midden tot hoge inkomens. Bij de lagere socio-economische klasse ligt de relatie echter omgekeerd: sommige aspecten van het sociaal kapitaal zorgen daar voor juist minder gezondheid. Daardoor worden bestaande socio-economische ongelijkheden in gezondheid versterkt.

Voor de uitkomst ‘mentale gezondheid’ wilden we weten of er een verschil bestond naargelang van de sekse. De achterliggende gedachte was dat mentale-gezondheidsproblemen meer voorkomen bij vrouwen dan bij mannen. Bovendien toont de literatuur aan dat vrouwen meer gericht zijn op hun sociaal netwerk, wat zich onder andere uit in de overrepresentatie van vrouwen in ‘zorgende’ beroepen. We merkten in ons onderzoek dat er géén verschil bestaat in de relatie tussen sociaal kapitaal en mentale gezondheid voor mannen en vrouwen. Vrouwen zijn dus niet afhankelijker van hun sociaal netwerk voor hun mentale gezondheid.”

 

Hoe verklaart u dat sociaal kapitaal een verschillend effect heeft op gezondheid naargelang van de socio-economische klasse?

We hebben niet onderzocht welke specifieke mechanismen daartoe bijdragen. Er zijn wel enkele hypothesen te formuleren. Kwetsbare groepen hebben vaak meer gesloten netwerken en een ongezond normenpatroon, wat leidt tot meer eenzijdige informatie en minder informatie over gezondheidszorg. Het is bovendien ‘not done’ om in zo’n gesloten groep uit de pas te lopen. Als iedereen er rookt, dan is het moeilijk om zelf niet te roken.”

 

Hebben lagere sociale middens dan een probleem met hun sociale netwerken?

Ik zou het niet zo sterk stellen. Om de kans op goede gezondheidseffecten door sociaal kapitaal te maximaliseren, lijkt het belangrijk om bij iedereen open en diverse netwerken te stimuleren, omdat je gezondheidskeuzes mee worden bepaald door je netwerk. Maar betekent dat nu dat je voor meer diversiteit aan netwerken politiek op de barricaden moet gaan staan? Neen. Wél pleit ik ervoor dat het slaan van bruggen tussen de verschillende sociale groepen mogelijk moet worden gemaakt, zonder daarin dogmatisch te worden. Ik ben een wetenschapper en denk op dat vlak niet in zwart-wit maar wél in vele tinten grijs.”

 

Zijn sociale netwerken in achtergestelde groepen dan niet gewoon overbodig? Ze zorgen toch alleen maar voor minder gezondheid?

Je kan in twee richtingen redeneren. Ofwel stop je met investeren in netwerken want ‘ze zorgen toch niet voor meer gezondheid’. Ofwel streef je naar een sociaal klimaat waarin meer diverse en open netwerken kunnen worden gevormd: een veiliger sociaal-economisch klimaat gekenmerkt door meer solidariteit en minder inkomensongelijkheid. Dat zijn echter beleidskeuzes, en ik ben een wetenschapper. Ik weet wel dat de stad Gent de resultaten van mijn onderzoek zeker meeneemt bij het uitstippelen van haar toekomstig gezondheidsbeleid.”

 

Wie is Veerle Vyncke?

De kersvers gepromoveerde Veerle Vyncke is van opleiding ergotherapeut. Nadien haalde ze aan de Gentse Universiteit een Master in de Gezondheidsvoorlichting. Daar ontstond de honger naar wetenschappelijk onderzoek. Onder andere professor Sara Willems stimuleerde haar om een doctoraat te maken. Op 24 maart verdedigde ze met succes haar proefschrift getiteld ‘Do we all get by with a little help from our friends? An exploration of social capital's differential association with health in the context of health inequity’. Ze werkt nu verder aan een nieuw onderzoek rond gezondheid bij gedetineerden in de Vakgroep Huisartsgeneeskunde en Eerstelijnsgezondheidszorg van de Universiteit Gent.

 

Het onderzoek van Veerle Vyncke vond plaats in samenwerking met de vakgroep Criminologie van de Universiteit Gent (prof. Lieven Pauwels en dr. Wim Hardyns).

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.