Al op 10 mei, enkele weken voordat de lezing van Jambons kabinetschef in Brugge stof deed opwaaien in de Kamer, gaf Karel Dewagtere (Deloitte) een gesmaakte en deskundige uiteenzetting in Ieper over de meerwaardebelasting, met interessant advies. Dat alles onder voorbehoud van de definitieve wetteksten…
De eerste wetteksten voor de fiscale maatregelen van Arizona worden, zoals intussen wel geweten, verwacht vóór de zomervakantie. Ze zullen vanaf begin juli of vanaf begin volgend jaar (1 januari 2026) effectief ingaan, is de bedoeling.
Hoewel België niet wordt beschouwd als een belastingparadijs, vormde ons land tot nu toe een uitzondering omdat het geen meerwaardebelasting (MWB) hief op aandelen, en dat in tegenstelling tot de ons omringende landen.
In hoeverre is die meerwaardebelasting tot nu toe echt sluitend? En wat staat u als aandachtige belastingbetaler te doen?
Dit zijn de belangrijkste fiscale wijzigingen die worden verwacht op basis van de huidige stand van zaken, hoewel nog niet alles definitief is. Met uiteraard een noodzakelijk onderscheid tussen privévermogen en vennootschappen.
Privévermogen
De belangrijkste maatregelen met impact op privévermogen zijn:
• de invoering van een MWB op financiële activa voor particulieren en, ietwat verrassend, ook op vzw's. De MWB geldt voor de verkoop of overdracht van financiële activa, zoals aandelen (zowel beursgenoteerd als van de eigen vennootschap), obligaties, ETF's, opties, crypto-activa en bepaalde levensverzekeringsproducten (Tak 21, Tak 23 - impliciet). Voorheen waren meerwaarden op aandelen theoretisch belastbaar tegen 33%, maar in de praktijk gold een vrijstelling voor "normaal beheer van een privévermogen". Deze vrijstelling wordt nu aangepakt.
Overgangsregime, vrijgestelde schijven
Zoals de kaarten nu liggen, komt er wel een overgangsregime: meerwaarden op activa die zijn aangekocht vóór de wet (verwacht 1 januari 2026) worden niet belast voor de periode vóór 1 januari 2026. De waarde op 31 december 2025 dient als startpunt voor toekomstige meerwaarden. Voor niet-beursgenoteerde vennootschappen is een waardering vereist, waarvoor men tijd krijgt tot eind 2026.
Men moet ook in het achterhoofd houden dat vrijgestelde schijven worden ingebouwd. Zo geldt voor aanmerkelijke belangen (minstens 20% aandeelhouderschap in de 10 jaar voor de verkoop) een vrijstelling van 1 miljoen euro per jaar. Tarieven daarboven zijn getrapt: 1,25% van 1 miljoen tot 2,5 miljoen, oplopend tot 10% boven 5 miljoen.
Als het niet gaat over de aandelen van uw eigen vennootschap, maar eerder over een beleggingsportefeuille in beurswaarden, dan spreken we over het residuaire regime. Daarbij geldt een vrijstelling van 10.000 euro per jaar per persoon, al wordt daarover nog gediscussieerd binnen de regering. Een niet-gebruikt deel kan één jaar worden overgedragen. Het tarief voor het residuaire regime bedraagt onmiddellijk 10% (niet getrapt).
Belangrijke opmerking hierbij: minderwaarden op dezelfde activa, gerealiseerd binnen hetzelfde jaar, zijn aftrekbaar van de belastbare meerwaarde.
Tot slot: de intrestaftrek voor leningen voor tweede woningen wordt afgeschaft, met een impact op het rendement.
Vennootschappen, bedrijfsleiders
De VVPRbis (verlaagde voorheffing) en liquidatiereserve worden aangepast. De wachtperiode voor de liquidatiereserve wordt verkort van 5 jaar naar 3 jaar. Anderzijds stijgt de bijkomende belasting bij uitkering na de wachtperiode wel van 5% naar 6,5% (om het totale tarief naar ongeveer 15% te brengen). Dit geldt ook voor bestaande reserves die reeds 3 jaar oud zijn vanaf 1 juli 2025. In feite blijft het regime van de VVPRbis (15% na 3 jaar vanaf oprichting) ongeveer hetzelfde.
Een aandachtspunt is dat de minimumwedde voor bedrijfsleiders de hoogte ingaat. Die minimumwedde is vereist om het verlaagd tarief in de vennootschapsbelasting (20% op de eerste 100.000 euro winst) te kunnen toepassen. Ook de verrekenbaarheid van de 30% roerende voorheffing op DBI-BEVEK dividenden wordt afhankelijk van deze minimumwedde. Net de DBI-bevek (Definitief Belaste Inkomsten) bleek een oplossing om vennootschappen toe te laten belastingvriendelijk te beleggen in aandelen.
Volgens de huidige plannen wordt de minimumwedde verhoogd van 45.000 naar 50.000 euro, en ze wordt jaarlijks geïndexeerd. Het addertje onder het gras zit hem uiteraard in het feit dat dit een impact heeft op de personenbelasting, aangezien een wedde van 50.000 euro onmiddellijk in de hoogste schijf (50%) valt.
De bedrijfsleidersbezoldiging zou ook nog maar voor maximaal 20% uit voordelen van alle aard (wagen, woning, sociale bijdragen ten laste van vennootschap) mogen bestaan, met bij overschrijding mogelijk een zware sanctie, al zijn de wetteksten hier nog niet definitief.
Hybride wagens, investeringsaftrek
Nog te melden is dat na eerdere beperkingen, de aftrekbaarheid van hybride wagens aangekocht tot en met 2027, opnieuw aantrekkelijker wordt gemaakt. Het percentage neemt geleidelijk af na 2027 tot 0% in 2030. Brandstofkosten blijven tot 2027 voor 50% aftrekbaar.
Er is ook een verdere versoepeling van de investeringsaftrek voor vennootschappen op til. Denk aan machines, apparatuur. De thematische aftrek kan oplopen tot 40% voor kleine ondernemingen. En: als een vennootschap onvoldoende winst heeft om de investeringsaftrek in een jaar te benutten, zal die onbeperkt in de tijd overdraagbaar blijven (vroeger ging ze verloren).
> Meerwaardebelasting: Jambon verwijst naar deontologische commissie
Laatste reacties
Jp SANSEN
03 juni 2025Een gezond denkend persoon zou denken dat alle (nog niet belaste) inkomsten gelijk behandeld/belast zouden worden. Eén euro inkomen uit arbeid is evenveel waard als 1 euro uit kapitaal, uit vermogen. Maar nee. Waarom al die soorten belastingen? Waarom de helemaal-onrechtvaardige btw? Even hoog voor arm en rijk.