Britse variant: besmettingsgraad hoger, virale lading niet

Uit directe bevolkingsrepresentatieve schattingen blijkt dat de Britse B.1.1.7/VOC202012/01 SARS-CoV-2-variant tot hogere infectiecijfers leidt, maar niet bijzonder afgestemd lijkt op een bepaalde leeftijdsgroep. De virale lading ligt niet significant hoger dan bij besmettingen tot nu toe, maar de besmettingsgraad zou wel ongeveer 30% groter zijn.

Dat blijkt uit resultaten van een grootscheeps onderzoek, nog te bevestigen door peer review. Professor François Balloux, directeur van het UCL Genetics Institute en professor in computerbiologie aan het University College London, vestigde er onze aandacht op (1). 

Zoals we inmiddels weten, werd een nieuwe variant van SARS-CoV-2, B.1.1.7/VOC202012/01,  in december-2020 in het Verenigd Koninkrijk geïdentificeerd. De directe schattingen van het potentieel van deze variant om de transmissie te verbeteren, zijn beperkt.

Onderzoeksmethode
Van 28 september-2020 tot 2 januari-2021 werden in de nationaal representatieve surveillancestudie van het VK neus- en keelswabs  door RT-PCR getest voor drie genen (N, S en ORF1ab). De positieve resultaten alleen op ORF1ab+N, S-gene doelwitfouten (SGTF), zijn compatibel met B.1.1.7/VOC202012/01. De vorsers onderzochten de cyclusdrempel (Ct) waarden (een proxy voor virale belasting), het percentage positieven, de populatiepositiviteit en de groeisnelheid in SGTF vs. niet-SGTF positieven.

Resultaten
15.166 (0,98%) van 1.553.687 swabs waren PCR-positief, 8.545 (56%) met drie gedetecteerde genen en 3.531 (23%) SGTF.

SGTF bestond uit een toenemend, en drievoudig-gen-positief, percentage infecties van eind november in de meeste Britse regio's, bijvoorbeeld van 15% tot 38% tot 81% over 1,5 maand in Londen. De SGTF CT-waarden daalden dienovereenkomstig aanzienlijk tot een niveau dat vergelijkbaar is met dat van de triple-gene positives.

De SGTF-positiviteit op bevolkingsniveau bleef laag (<0,25%) in alle regio's/landen tot eind november, toen zich duidelijke stijgingen voordeden met en zonder zelfgerapporteerde symptomen in Zuid-Engeland (tot 1,5-3%), ondanks stabiele percentages van niet-SGTF-gevallen.

De SGTF-positiviteit steeg gemiddeld 6% sneller dan de percentages niet-SGTF-positieven (95% CI 4-9%) die de toevoeging ondersteunen in plaats van de vervanging door B.1.1.7/VOC202012/01. Excessieve groeicijfers voor SGTF versus niet-SGTF-positieven waren vergelijkbaar in die tot de middelbare schoolleeftijd (5% (1-8%)) en oudere personen (6% (4-9%)).

Meer info over de studie vindt u hier.

(1) met dank aan dr. Louis Ide, microbioloog en ziekenhuishygiënist Jan Palfijn Gent

 

U wil op dit artikel reageren ?

Toegang tot alle functionaliteiten is gereserveerd voor professionele zorgverleners.

Indien u een professionele zorgverlener bent, dient u zich aan te melden of u gratis te registreren om volledige toegang te krijgen tot deze inhoud.
Bent u journalist of wenst u ons te informeren, schrijf ons dan op redactie@rmnet.be.